Veel mensen voelen zich onvoldoende betrokken en gehoord bij de ontwikkeling van klimaatbeleid. Daarom is het cruciaal om de perspectieven van alle groepen mee te nemen in de beleidsontwikkeling. Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en het SCP hebben onderzocht hoe de betrokkenheid van burgers kan worden vergroot en alle perspectieven kunnen worden meegenomen. Dit zijn hun belangrijkste bevindingen.

Dit artikel is gepubliceerd in de uitgave van september 2024 van ROmagazine. Lees het volledige artikel in het Nederlands op de PDF link hieronder:
ROM sept - 2024 38

(Engelse vertaling volgt onder foto's)

 


Burgerparticipatie is een belangrijke aanvulling op de representatieve democratie. Door aan te sluiten bij de waarden, ervaringen, mogelijkheden, behoeften en zorgen van burgers kan het bijdragen aan betere beslissingen en beter beleid met een groter draagvlak. Burgers betrekken bij het maken van klimaatbeleid, vooral wanneer het beleid hen aangaat, is een goede zaak. Het belang ervan wordt niet alleen algemeen erkend, maar het is ook al wettelijk verplicht tot op zekere hoogte.

Veel mensen zijn voorstander van meer burgerparticipatie in het klimaatbeleid. Ze waarderen vooral de mogelijkheid om verschillende sociale perspectieven, ervaringen en belangen aan te passen en bij te dragen.

Maar wanneer we burgerbetrokkenheid in de praktijk willen brengen, is het niet eenvoudig om de gewenste representativiteit en inclusie van alle groepen en perspectieven te bereiken. We pleiten er daarom voor om meer aandacht te besteden aan inclusiviteit en rechtvaardigheid in participatieprocessen door barrières weg te nemen en ruimte te creëren in discussies voor waarden en rechtvaardigheidsoverwegingen die belangrijk zijn voor verschillende (groepen) mensen in de samenleving.

Er is vaak een participatieparadoxwaar burgerparticipatie wordt gedomineerd door de "usual suspects". Om dit te doorbreken zijn niet alleen gelijke kansen nodig om te participeren, maar moet er ook voor gezorgd worden dat alle relevante sociale groepen voldoende gehoord worden in de gesprekken.

De (klimaat) burgervergadering is een instrument dat precies voor dat doel wordt gebruikt: om de betrokkenheid van burgers bij het beleid te vergroten. Er zijn plannen voor een nationale raad van klimaatburgers in Nederland, en er zijn nu verschillende burgerraden op regionaal niveau (bijv. in Gelderland) en lokaal (bijv, Leiden, Zwolleen Houten) niveaus om het klimaatbeleid te bespreken en tot beleidsaanbevelingen te komen.

In de Dutch Citizens Energy Assembly in 2023 ging een groep van meer dan 50 inwoners uit alle hoeken van Nederland met elkaar in gesprek over een toekomstige duurzame energiehuishouding in ons land. Samen presenteerden ze 19 aanbevelingen aan toenmalig minister Rob Jetten voor het bevorderen van een duurzame en rechtvaardige energiehuishouding.

"Burgers willen gehoord en serieus genomen worden"

Uit enquêtereacties tijdens en na dit proces bleek dat zowel deelnemers als niet-deelnemers het wenselijk en noodzakelijk vonden om bewoners te betrekken bij de besluitvorming over het toekomstige energiesysteem. Op de vraag welke rol de mening van de bewonersraad zou moeten spelen in de beleidsvorming, gaven zowel deelnemers als niet-deelnemers de voorkeur aan de adviserende rol. Met andere woorden: burgers willen gehoord en serieus genomen worden, zelfs als ze niet de beslissende rol hoeven te hebben.

Niet iedereen is echter even bereid en in staat om deel te nemen. Gebrek aan kennis, interesse of beschikbare tijd kunnen bijvoorbeeld redenen zijn voor mensen om af te haken. Er zijn manieren om dergelijke barrières te verminderen, bijvoorbeeld door mensen te betalen voor hun tijd of kinderopvang aan te bieden.

Om de representativiteit te vergroten, wordt een loterij gebruikt met quota voor geslacht, leeftijd en woonplaats, in sommige gevallen aangevuld met maatregelen om de stem van ondervertegenwoordigde groepen of specifieke doelgroepen meer gewicht te geven. Zo kunnen bijvoorbeeld meer jongeren deelnemen aan de loterij omdat de gevolgen van de klimaatverandering hen meer treffen.

Daarnaast kan de toegankelijkheid van de vragen zelf bijdragen aan representativiteit en inclusiviteit. Als mensen twijfelen of ze wel de juiste kennis hebben om bij te dragen, zullen ze niet alleen minder snel deelnemen, maar zullen ze zich ook minder snel durven uitspreken.

"Een inclusieve vraagstelling die verschillende groepen aanspreekt, kan een verschil maken"

Het stellen van vragen kan er ook toe leiden dat bepaalde groepen zich niet welkom voelen, bijvoorbeeld omdat ze klimaatactie zien als een "hobby" van "groene elites". Inclusieve vragen stellen die verschillende groepen aanspreken kan een verschil maken. Wat is bijvoorbeeld iemands eigen kijk op zijn omgeving? Wat vinden zij belangrijk? Dat is een meer inclusieve vraag dan welke duurzame maatregelen ze willen inzetten.

Burgers moeten zich voldoende welkom en betrokken voelen om alternatieve standpunten en oplossingsrichtingen te delen. Een vraag en proces met een te strak gedefinieerde reikwijdte kan de ruimte beperken die mensen voelen om dit te doen.

Naast aandacht voor representativiteit en inclusiviteit binnen instrumenten, kan een mix van participatievormen ook bijdragen aan meer inclusieve burgerbetrokkenheid. Er is immers geen "one size fits all" en mensen moeten kunnen participeren in een manier die bij hen past. In ons onderzoek zien we dat vooral ouderen waarde hechten aan keukentafelgesprekken, terwijl andere groepen online methoden geschikter vinden.

Het betrekken van groepen waar minder goed naar geluisterd wordt vereist extra aandacht in participatieprocessen, zoals mensen met minder politiek zelfvertrouwen, mensen die niet graag in het openbaar spreken, anderstaligen of laaggeletterden.

Een zogenaamde positieve-actiebenadering kan de inclusiviteit helpen vergroten, bijvoorbeeld door participatieprocessen te organiseren die uitsluitend op deze groepen zijn gericht, of door de stem van deze groepen te laten horen. meer gewicht in participatieve processen. In ons onderzoek zien we dat mensen bereid zijn om positieve actiebenaderingen te accepteren, maar er is geen systematische kennis over praktische interpretaties van deze vormen.

Diversiteit omvat ook verschillen in waardeoriëntaties. Vanwege het belang van waardeoriëntatie voor gedragsvoorkeuren en voor draagvlak, wordt aanbevolen om in participatieprocessen meer aandacht te besteden aan het nauwkeurig weergeven van verschillende waardeoriëntaties. Er zijn waarden waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze correleren met duurzame gedragsintenties en maatschappelijk ondersteuning voor klimaatbeleidBiosferische waarden (geven om de natuur en de aarde), altruïstische waarden (geven om kwetsbare groepen en toekomstige generaties), egoïstische waarden (geven om geld en vooruitgang) en hedonische waarden (geven om comfort en plezier).

"Sociale weerstand ontstaat wanneer mensen klimaatbeleid zien als een bedreiging voor hun kernwaarden"

Maatschappelijke weerstand ontstaat wanneer mensen klimaatbeleid en/of concrete projecten (bijv. windmolenparken) zien als een bedreiging voor hun eigen welzijn. kernwaardenen wanneer ze het gevoel hebben dat regeringen onvoldoende rekening houden met hun waarden in besluitvorming.

Rekening houden met verschillende waarden draagt bij aan het beter doordenken van verschillende gevolgen van klimaatbeleid, van kosten en effectiviteit tot gevolgen, voor de natuur, verschillende groepen in de samenleving en toekomstige generaties. Een prominent voorbeeld is kernenergie, waarbij het belangrijk is om niet alleen na te denken over hoeveel energie het oplevert, de kosten en emissiereducties, maar ook wat de risico's zijn voor omwonenden en hoe om te gaan met het kernafval dat overblijft voor toekomstige generaties.

Het opnemen van waarden in gesprekken kan ook de inclusiviteit vergroten, omdat iedereen iets kan zeggen over wat hij zelf belangrijk vindt in het leven. Dit laatste is ook belangrijk voor beleid. Beleidsmakers en experts kunnen zelf technische details uitdokteren, maar ze hebben burgers nodig om te begrijpen wat voor hen belangrijk is, gezien vanuit hun waarden.

De Nederlandse Burger Energie Vergadering zette de eerste stap om deze waarden met burgers te bespreken. Dit leidde tot het formuleren van maatschappelijke voorwaarden voor klimaatbeleid, zoals meer samenwerking in plaats van (alleen) te focussen op individueel gedrag, burgers positief benaderen en baten en kosten eerlijk verdelen over burgers, bedrijven en overheden. Zowel burgerraden als andere participatieve trajecten zouden meer gebruik kunnen maken van de waardeoriëntaties van VIEWS.

"Eerlijke verdeling is een voorwaarde voor burgers om klimaatbeleid te accepteren"

Gelijkheidsoverwegingen (zoals procedurele rechtvaardigheid en verdeling van baten en kosten) spelen een belangrijke rol bij het verkrijgen van publieke steun, zowel op nationaal niveau als voor concrete, lokale projecten. De meeste burgers ervaren de verdeling van de kosten van klimaatbeleid als oneerlijk: 80 procent en 76 procent vindt de verdeling tussen burgers en bedrijven, respectievelijk tussen rijke en arme burgers oneerlijk. Dit is een nadeel voor het beleid.

Eerlijke verdeling is een voorwaarde voor burgeracceptatie van klimaatbeleid. Klimaatbeleid kan bestaande ongelijkheid vergroten door verdelingseffecten. Het is daarom essentieel om na te denken over de effecten van beleid op verschillende groepen in de samenleving. Het meenemen van rechtvaardigheidsoverwegingen in discussies over brede klimaatvisies is daarom van grote waarde en kan bijdragen aan een eerlijker en meer gedragen klimaatbeleid.

Inclusieve betrokkenheid van burgers vereist een goed doordachte aanpak en aanzienlijke inspanningen. Als het succesvol is, kan het bijdragen aan beleid dat beter rekening houdt met verschillende groepen burgers door de waarden, werelden, capaciteiten, behoeften en zorgen van burgers beter te weerspiegelen. Op die manier kan het bijdragen aan een meer inclusieve samenleving. rechtvaardig klimaatbeleid met meer steun van het publiek.

Dit artikel is geschreven door Goda Perlaviciute (afdeling Omgevingspsychologie van de Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen) en Lorenzo Squintani (Faculteit der Rechtsgeleerdheid) van de Rijksuniversiteit Groningen, samen met Yvonne de Kluizenaar, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dit artikel komt voort uit de samenwerking tussen de Rijksuniversiteit Groningen en het Sociaal en Cultureel Planbureau in het project RESPECT (408.ME.19.400), gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.

Foto door Olivier Middendorp

Goda Perlaviciute, Lorenzo Squintani en Yvonne de Kluizenaar